Tekst links

Test-Point diabetes zelftest

Bloedsuiker Meditouch

Adverteren?

Als u wilt adverteren op deze website kunt u contact opnemen via info@suikerziekte.eu

Suikerziekte bij katten en honden

Bij katten komt suikerziekte type 2 het meest voor. Bij honden is dat suikerziekte type 1. Er zijn twee factoren van invloed op het krijgen van suikerziekte bij katten en honden. Gewicht en genetica. Genetica hangt weer samen met het ras. Bepaalde rassen hebben een hogere gevoeligheid om suikerziekte te krijgen. Zoals bijvoorbeeld birmese katten, diverse terriers en kleine poedels.

Katten hebben de neiging rond het 9-11e levensjaar suikerziekte te ontwikkelen. Bij honden is dat circa 2 jaar eerder. Veel dierenartsen vermoeden dat een dieet rijk aan koolhydraten het risico bij katten en honden vergroot op het krijgen van diabetes. Een hoge inname van koolhydraten beïnvloed het bloedsuikerspiegel. Specifiek voor honden is castratie een andere risicofactor. Waarschijnlijk hangt dit samen met de neiging van gecastreerde honden om overgewicht te ontwikkelen.

Suikerziekte ontstaat bij huisdieren meestal geleidelijk. Het eerste wat op kan vallen is dat dat uw kat of hond meer drinkt of plast dan gewoonlijk. Verder zijn algehele zwakte, afvallen en infecties duidelijke symptomen. Een goede diagnose kan in dat geval door de dierenarts gesteld worden.

Diagnose

Een diagnose is relatief eenvoudig te stellen. Het bloedsuikerniveau moet tussen de 75 en 120 mg/deciliter zijn. Als het hoger is, kan suikerziekte hiervan de oorzaak zijn. Door middel van aanvullende tests stelt de dierenarts vast of er sprake is van suikerziekte.

Als de diagnose gesteld is, is het belangrijk goed te letten op het gewicht, de voeding en beweging van uw kat. Als uw kat te zwaar is, is het verstandig een langzaam dieet in te zetten met als doel een normaal gewicht over 3 tot 4 maanden. Gewichtsverlies is makkelijker te bereiken als u uw kat in 3 of 4 afzonderlijke maaltijden voert. Let op dat dit bij voorkeur steeds hetzelfde tijdstip is. Geef uw kat, als deze te dik is, ongeveer 2/3 van de aanbevolen hoeveelheid voeding. Voer steeds droge brokken en probeer ingeblikte voeding te vermijden.

Naast voeding zult u ook insuline moeten toedienen aan uw huisdier. Dit is een tijdrovend proces wat inzet vereist. In de meeste gevallen zijn twee injecties per dag voldoende. Omdat geen twee huisdieren hetzelfde zijn, reageert ook niet elke hond of kat hetzelfde op een bepaalde hoeveelheid insuline. Maatwerk in overleg met de dierenarts is dus nodig. Het is verstandig om de voeding tegelijk met de insuline spuit te geven.